D e p r e e k s t o e l i n d e t i m m e r s c h u u r
Het was vlakbij.
Gewoon achter ons huis.
Daar was het bedrijf van mijn vader en van zijn acht broers. En een groot bouwterrein. Voor ons was het tegelijkertijd een speelplaats.
Met boven mij een broer en onder mij vier broertjes groeide ik op tussen de jongens. Maar ik vond dat niet erg. Integendeel. Ik deed mee met hun en zij deden mee met mij. Voor de jongste drie (zusjes) was ik meer een moeder.
Achter op het terrein waren twee grote schuren. De ene schuur was echt een werkschuur, een timmerschuur zeg maar. De andere meer een opslagplaats met heel veel spullen, echt heel veel. We konden ons er amper bewegen. Daarom was het in de timmerschuur beter.
Op maandagmorgen begon de werkweek al vroeg. We lagen nog in bed en daar hoorden we hoe langzaam de verschillende machines tot leven kwamen. En er was iemand in dienst die op klompen liep. We hoorden hem van ver lopen over het terrein.
De deur van de timmerschuur knelde altijd. Met moeite ging hij open. Gelukkig had ik steeds een broer bij me. Want alleen in die schuur was altijd een beetje geheimzinnig. Het was er donker, heel erg rommelig en de betonnen vloer lag bezaaid met zaagsel, houtkrullen en resten pur.
In het magazijn stonden allemaal doosjes met spijkers, schroeven, metalen beslag voor deuren, ramen en kozijnen. En zo veel meer. Buurjongetjes wisten ook de weg naar het magazijn. Maar daar was mijn vader niet blij mee.
Op een keer stond er een preekstoel in de schuur. De preekstoel van een kerk in wording. Het had iets... Ja, iets... Ik heb er eigenlijk geen naam voor. Het paste niet, maar ook weer wel.
We speelden heel vaak kerkje in de woonkamer. Met een orgel, stoelen en een bank. Met hoeden, tassen, kleding en schoenen met echte hakken, allemaal van moeder. Met de Bijbels die voorhanden waren. Maar zonder echte preekstoel. Nu konden we eindelijk Echt kerkje spelen.

Reactie plaatsen
Reacties