Precies een week geleden nam ik afscheid.
Afscheid van WESTENDORF.
Afscheid van TIROL.
Afscheid van OOSTENRIJK.
En terwijl ik op het balkon zat, hoorde ik iets.
Het was niet de eerste keer dat ik het hoorde.
Nee.
De eerste zondag in Westendorf hoorde ik het ook.
En zoveel dagen erna.
Zacht gepiep. Van jongen.
Soms klonk het harder. Dan was moeder er. Moeder ZWALUW. Dan waren ze b l i j.
Want moeder ZWALUW bracht eten.
Het waren late gasten onder het dak boven het balkon.
Want de meeste zwaluwen zijn al op reis. Naar warme oorden.
En toch...
Psalm 84 en deze zwaluw met haar jongen kwamen wonderlijk samen.
Terwijl ik op de eerste zondag stond te luisteren naar Psalm 84 dat ik bij de buren hoorde zingen, wist ik mij in het gezelschap van de ZWALUW.
De week erna kwamen er klachten. Van andere buren. Klachten over kerkgezang.
Ik huilde diep vanbinnen. Want het zingen had zo mooi geklonken, zo wonderlijk mooi.
Zo... ja, zo... dat je het iedereen zou gunnen.
Echt iedereen.
Een plek zoals de ZWALUW.
Een plek bij Gods altaren. In Gods tempel. In Gods huis. In Zijn aanwezigheid.
Waar je nooit, nooit meer afscheid hoeft te nemen.
Waar Gods gezangen tot eer van Zijn NAAM altijd zullen klinken.
Tot in der eeuwigheid.

Reactie plaatsen
Reacties